Kunstenaar

door Kees Dirksen, arts infectieziektebestrijding GGD, 4 december 2021

Waarom ik Dick als mens waardeer en waarom ik zijn ‘knutselwerk’ als kunst met een grote K beschouw, komt vooral door de bizarre tijd waarin wij nu leven.
Het gaat in dit schrijven in de eerste plaats om de kunstenaar, maar het is goed me eerst even voor te stellen. Mijn naam is Kees Dirksen. Ik ben, als arts infectieziektebestrijding, nu bijna 2 jaar druk in de weer met het bestrijden van de corona-pandemie en het verzachten van de medische en maatschappelijke gevolgen ervan. Het is een tijd vol beproevingen en onzekerheden, die iedere vrije geest doet hunkeren naar een spoedig eind ervan. Als arts geloof ik heilig in de heilzame werking van vaccins, ook nu we in een vierde golf zijn beland. De vaccins hebben ons voor Braziliaanse of Bulgaarse rampspoed behoed, maar zijn niet zaligmakend gebleken en hebben onze samenleving ook nog eens tot op het bot verdeeld. Het is goed om te melden dat, wanneer het om vaccineren gaat, ik niet onbevooroordeeld ben, er gekleurd op sta. Inderdaad, in Pfizer-paars, Janssen-blauw of Moderna-rood. Het is daarom dat Dicks corona-kunst voor mij een gevoel van optimisme met zich meebrengt. Het relativeert de moedeloosheid en de polarisatie die in onze samenleving zijn geslopen. Kunst moet emotie oproepen, en dat doen Dicks collages en assemblages. De luchtigheid van zijn bespiegelingen geeft mij een uitweg naar het oude normaal, is een kwinkslag van hoop, zeker nu het in de late herfst van 2021 weer minder gaat.

Ik ben deze zomer vooral bezig geweest met het vaccineren van moeilijk bereikbare doelgroepen als dak- en thuislozen, sekswerkers en mensen zonder geldige verblijfspapieren. Op 19 juni kwamen al die smaken in de Marthakerk samen. Honderden exotische, vooral Aziatische kandidaten wachtten dankbaar en gelaten in de kerkbankjes op wat komen ging. Bang voor hun prik, maar ondanks hun maatschappelijke anonimiteit, niet bang voor ons. Het gebroken licht door het glas in lood, de heiligenbeelden en de holle resonantie van het kerkschip, maakten het serene gevoel van die dag nagenoeg compleet. Warmer is de pandemie niet geweest en na die dag ook niet meer geworden.

Dick bevond zich in het oog van deze orkaan van medemenselijkheid. Daar zat ie dan, met vingers lam van het prikken en optrekken, onverstoorbaar, maar toch ook wat verveeld. Toen ik even bij hem kwam zitten, viel mijn oog direct op een hart dat hij, in een schijnbare vlaag van meligheid, van de lege flaconnetjes had gemaakt. Dat hart paste perfect bij de sfeer van die dag en ik rook mijn kans. Het kon niet anders, of dit hart moest hét beeldmerk worden van een campagne die ook andere doelgroepen tot het nemen van de enkelvoudige Janssen-prik moest verleiden… ‘Dansen met Janssen!’
Dat achteloze geschuif met opgespoten flaconnetjes was voor Dick niet veel meer dan een vingeroefening. Dick had mooiere dingen gemaakt, had zelfs geweldige dingen gemaakt. Zijn corona-art neemt ons mee door de pandemie. Het begint met zijn artistieke kijk op de anderhalve meter en ook die onvermijdelijke mondkapjes zijn op een frivole manier in zijn collages verwerkt. Dan breekt de vaccinatietijd aan en worden die veelkleurige dopjes van de vaccinflacons zijn vertrouwde leidmotief. Daarmee is de cirkel rond, want Dick was al met deksels en doppen in de weer in een tijd dat men bij corona alleen nog aan een biermerk of een zonnekrans dacht. De goudvissen, die in de vijvertuin van de Chinese Brug naar drijvende flaconnetjes happen en natuurlijk zijn magnum opus in de vorm van drie enorme, uit flacondopjes opgebouwde, QR-codes, spannen wat mij betreft de kroon.

Juist die QR-codes zijn vandaag de dag weer onderwerp van controverse, sterker nog, het hele maatschappelijke chagrijn spitst zich erop toe. De boze antivaxer ziet ze als het ultieme machtsmiddel om hem van de maatschappij uit te sluiten. Het OMT ziet ze als een bruikbaar instrument om de maatschappij weer op een verantwoorde manier open te gooien. De politiek weet het ook niet, draait en draalt of ze in die onderscheidende visie moet meegaan. En ik kijk naar dopjes op een maagdelijk paneel. Onder die dopjes gaan gezichten schuil van mensen in de marge van de samenleving. Mensen die zich, op 19 juni, voor één dag even volwaardige medeburgers mochten voelen. Wat voor de één verdoemenis is, blijkt een verlossing voor de ander. Het kan verkeren in het tweede pandemiejaar.
En Dick zelf? Ach, ik denk dat hij er niet echt mee zit, welke draai we aan zijn zielenroerselen geven. Hij daagt uit, droomt, vermaakt en houdt ons een spiegel voor. Hij creëert, maar geeft geen richting aan. Wat op het eerste oog pretentieloos lijkt, heeft vaker wel dan niet een dubbele boodschap voor degene die meer weet, beter kijkt of misschien ook wel even dromen wil. Wellicht kunnen we over een paar jaar pas goed beoordelen wat werkelijk beklijft, behulpzaam, overdreven, levensreddend of potsierlijk was.
Het zou me niet verbazen als we tegen die tijd naar Museum Voorlinden of naar de ontvangsthal van VWS moeten gaan om zijn collages/assemblages te bewonderen.
Dick heeft met zijn corona-kunst een unieke stempel op deze ongekende tijd gedrukt. Voor het geld en de waardering heeft hij het niet hoeven doen. Het is meer dat de onnavolgbare ideeën van deze vrije geest een breder podium verdienen…